C.J. Schuurman

Grondlegger van het Centrum voor Zelfbezinning.

C.J Schuurman is de grondlegger van het Centrum voor Zelfbezinning en was in zijn tijd nauw betrokken bij de Internationale School voor Wijsbegeerte.

"Bewustwording is: ontwaken, wakker worden, zien wat er gebeurt in je leven en ontdekken wat de samenhang is."

C.J.Schuurman (1898-1979) was aanvankelijk arts-bacterioloog. Hij vestigde zich in 1939 als psychiater in Amsterdam.
Steeds op zoek naar het unieke, zelfstandige en creatieve in ieders persoonlijkheid onderkende hij de waarde van het onderling gesprek over eigen problemen en ervaringen als een belangrijk hulpmiddel om een noodzakelijk proces van bewustwording tot stand te brengen.
Hij nam het initiatief tot het opzetten van gespreksgroepjes. De deelnemers waren later in staat om zelf een groep te begeleiden. Dit groeide, ondersteund door de vele lezingen die hij hield en de boeken die hij schreef, uit tot een landelijk gebeuren.
Wat betreft de organisatie verwees Kees Schuurman altijd opnieuw naar het eigene en creatieve, dat mensen trachten te verwezenlijken en te ontplooien. Het Centrum streeft er dan ook naar om enerzijds de ervaring en traditie levend te houden; anderzijds neemt het de houding aan van openheid en blijven zoeken. Zo’n houding behoedt voor teveel vereenzelviging en kan ruimte geven voor nieuwe vormen.
Het CvZ is een zelfstandige stichting die preventief werk verricht op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg. Het CvZ werkt landelijk. De kern activiteit van het CvZ is het organiseren van Zelfbezinnende dialooggroepen.
Een gespreksgroep is een plek waar je naar voren kunt brengen wat je bezig houdt, zodat je je eigen levenssituatie bewust kunt worden. Voorbeelden van onderwerpen die deelnemers inbrengen zijn: ouder worden, verlies van een partner – een baan – gezondheid, situaties op het werk, hoe ga ik om met mijn angst, relaties met ouders, loslaten van …….

Op zoek naar de rode draad in je leven

de zeven vragen van Schuurman

Dr. Kees Schuurman formuleerde ooit zeven vragen die je helpen bij je zelfonderzoek. Zeven praktische vragen voor meer zelfinzicht. We hebben ze in eigentijdse vorm op de website gezet. Doe er je voordeel mee.

1. Wat speelt er? Er zijn veel zaken die je aandacht vragen, maar welk thema is nu het meest aan de orde?

2. Hoe leef ik tegenwoordig? Merk je dat je vlucht, ga je iets uit de weg omdat je het te moeilijk vindt, of ga je de confrontatie werkelijk aan?

3. Wat is mijn eigen aandeel? Wat heb je eigenlijk zelf gedaan om deze situatie te laten ontstaan? Dit is belangrijk, omdat we geneigd zijn het eerst aan de omstandigheden te denken en onze eigen bijdrage niet te zien.

4. Wat is van mezelf en wat is van anderen? Wanneer je jouw geschiedenis nagaat, hoe heeft je omgeving je dan beïnvloed en wat is er van jezelf uitgegaan? Het gaat hierbij vooral om wat je echt heeft geraakt.

5. Wat is de rode draad? Wat zie je voorlopig als de beslissende momenten in je leven? Ook hier kijk je naar je eigen aandeel en de invloed van je omgeving.

6. Wat staat me te doen? Wat is jouw innerlijke opdracht zoals die tevoorschijn komt uit die rode draad?

7. Waar ligt mijn uitdaging? Welke weerstanden heb je te overwinnen om deze opdracht te vervullen?

Naar Dr. C.J. Schuurman, De rode draad in ons leven: Onze ervaringen als signalen van opdracht en bestemming (Deventer 1986)
Herschreven door: Willem Jan van den Brink

het gesprek in dienst der zelfbezinning

Uit een lezing van Dr. C.J. Schuurman

De functie van een gespreksgroep zie ik allereerst als een gelegenheid om met elkaar in gesprek te komen met als doel ons beter bewust te worden van wat er zich in ons leven eigenlijk afspeelt en waardoor we in allerlei moeilijkheden gekomen zijn. Als we dit beter gaan begrijpen en er meer besef komt zullen we ons leven beter aankunnen.

Het gaat dus om een zeer individuele weg, waarbij geen bepaalde theorieën worden toegepast, maar die er alleen toe voert, dat ieder zich van de eigen levenssituatie beter bewust wordt. Zo krijgen we contact met datgene in ons leven, wat niet met een naam of een woord is aan te duiden en toch het voornaamste van ons leven uitmaakt.

De methode

De methode, die we volgen, is die van het nadenkende gesprek. Dat betekent in de eerste plaats dat ieder zich eigenlijk alleen met zichzelf bezighoudt. Wel stelt elke deelnemer zich open voor degenen met wie hij/zij samen is, maar betrekt alles op zichzelf en brengt het in verband met de eigen ervaring. Als ieder dat doet, bemoeit eigenlijk niemand zich met de ander, maar spreekt zich alleen uit naar aanleiding van wat de ander zegt. Juist omdat ieder zich alleen met zichzelf bezighoudt bestaat de mogelijkheid dat de deelnemers elkaar activeren, zodat elke aanwezige beter met zichzelf in contact komt.

We dienen in zo’n gesprek dus vooral niet uit te gaan van de denkbeelden die we hebben en die we nu menen te moeten hanteren. We gaan uit van eigen ervaring. Niet om deze aan een ander aan te praten, maar alleen om ze als uitgangspunt te nemen voor de eigen bezinning.

Dit alles houdt ook in, dat ieder voor dit gesprek rustig de tijd neemt. We moeten niet denken: dit moet ik toch ook nog zeggen. Het is helemaal niet belangrijk dat we alles direct al zeggen. Waartoe zou dat dienen? Moeten anderen dit zo nodig horen? Wil je zo graag de aandacht trekken of anderen in je leven betrekken? Dit leidt af van de hoofdzaak: Wanneer je rustig met jezelf alleen bent is er geen haast, dan is er alleen maar de behoefte om dieper contact met jezelf te krijgen en beter te begrijpen wat zich in je leven afspeelt. Daar kun je de ander voor gebruiken, maar dat kan alleen in rust, dus zonder haast.

Het spreekt echter vanzelf, dat we toch in gesprek zijn met elkaar. Je zit daar en praat voor jezelf en dan zeg je op een ogenblik heel openhartig wat er te zeggen is. Je spreekt dit eenvoudig uit, bedoelt ook niet dat de ander zich daarmee zal bemoeien: je werpt het in het midden omdat je daar behoefte aan hebt. Een ander kan dit natuurlijk opnemen en met zijn eigen ervaring in verband brengen. Als iemand dit doet antwoordt hij natuurlijk iets, maar dat antwoord is niet speciaal bedoeld om je één of andere weg te wijzen of om je een wenk te geven; het is alleen maar een voortzetting van het gesprek, zo goed als dat kan. Zo krijgen we dus dit merkwaardige, dat, terwijl men zich alleen met zijn eigen leven bezighoudt en zich langzaamaan meer voor elkaar opent juist daardoor datgene ontstaat wat men contact zou kunnen noemen. Contact ontstaat niet doordat men dat perse wil vinden, maar onwillekeurig, n.l. doordat het gevoelige van de één en het gevoelige van de ander te voorschijn komt. Zo ontstaat er op den duur werkelijke relatie.

Bij dit alles ligt dus helemaal niet de nadruk op iets bereiken met elkaar, of tot een bepaald punt komen, of het met elkaar eens worden. Dat is onbelangrijk. Het gaat er dus wél om, dat men zich in elkaars leven verdiept en elkaars levenservaring gebruikt om het eigen leven beter te begrijpen.

Verdere uitdieping

Ik wil nu graag op één en ander wat dieper ingaan en daartoe aller­eerst opmerken, dat ieder van ons een wereld op zichzelf is, iets aparts, dat niemand zo maar kent of begrijpt. We zijn ook voor onszelf een raadsel. Pas als we daar van uitgaan kunnen we begrijpen, dat ieder zijn eigen weg moet inslaan om zichzelf en anderen te leren kennen. De grote moeilijkheid daarbij is, dat wij in onze jeugd, dus van jongsaf aan, allerlei in ons opnemen wat we niet zelf zijn en waar­van we toch denken, dat we het zijn en dat het bij ons hoort. Een groot deel van alles wat we dus uitspreken dient om ons bewust te worden, dat wij dat niet zijn. Zo is er veel, dat zich wel om ons heen heeft gevormd, dat we wel gebruiken om ons in te hullen, maar dat we niet wezenlijk zijn. Daarom is het juist zo belangrijk, dat we niet beginnen met elkaar te praten over de positieve dingen, maar eerst zoeken naar de negatieve dingen van ons leven: naar wat we niet zijn, hoewel het tegendeel het geval lijkt te zijn.

Nu doet zich daarbij de moeilijkheid voor, dat onze hele cultuur er altijd op uit is geweest om een splitsing tot stand te brengen tussen goed en kwaad, tussen wat er wel en dat wat er niet mag zijn. Daardoor hebben we schuldgevoelens ten opzichte van allerlei wat zgn. slecht is.

Maar in werkelijkheid heeft zowel datgene waar we wel raad mee weten als datgene waar we geen raad mee weten –en wat dus voorlopig verdrongen is– betekenis voor ons bestaan. Als we het dan ook goed bezien is het dwaasheid, dat we sommige dingen niet, andere dingen wel aan elkaar vertellen.

Als je b.v. met iets zit waarvoor je jezelf schaamt en je vindt iemand waar je dit tegen kunt uitspreken, dan werkt dat bevrijdend. Dat is ook één van de belangrijke ervaringen als men bij een psychiater komt. Daar kan men alles zeggen. Hij veroordeelt niet en wil niets anders van je dan dat het allemaal tevoorschijn komt. Nu kunnen wij dat niet in zo’n extreme vorm doen als een psychiater, maar we kunnen elkaar wel verder helpen dan we gewoonlijk doen. We gaan dan beseffen dat we elkaar in geen enkel opzicht kunnen veroordelen, omdat we in de grond allemaal gelijk zijn en allen overeenkomstige tendenzen bezitten en onze donkere zijde hebben. Daarom hoeven we ons helemaal niet voor elkaar te schamen, want we hebben elkaar in wezen niets te verwijten.

Dit laatste is een absoluut noodzakelijke basis voor zulke gesprekken. Hoewel het voorlopig erg moeilijk zal blijken zo openhartig te spreken zul je toch merken dat naarmate je verder komt dit een gevoel geeft een soort gemeenschap te vinden, die uiterst zinvol is, echte vreugde geeft en echte banden doet ontstaan. Dit houdt dan in, dat we elkaar gebruiken voor de bewustmaking van ons onbewuste. Daar hebben we elkaar voor nodig omdat we anders gevangen blijven in onze eigen noodlottige kringloop.

We zijn namelijk gewoon datgene te verdringen wat we in het bewustzijn niet dulden willen. We willen dit niet omdat we er bang voor zijn en we zijn er bang voor omdat we het niet kennen en er geen raad mee weten. Zo leren we het ook nooit kennen, want we houden het ons van het lijf!

Deze kringloop nu, die bij ieder mens een rol speelt, kunnen we in dit wederkerig spreken doorbreken, want we zien bij elkaar sommige dingen beter dan bij onszelf.

Nu zei ik straks al, dat het helemaal de bedoeling niet is, dat we elkaar gaan bekritiseren. Het typische alleen is, dat als men uitspreekt waar men zelf mee zit een ander ook los komt. Dan blijkt dat wat de één zegt waarde heeft voor de ander. Dat betekent voor de eerste een nieuwe ervaring.

Je voelt hoe verschillend de wijze van omgaan met anderen wordt vergeleken met wat algemeen gebruikelijk is. Altijd heeft men een beroep gedaan op elkaars ideaal-ik. Men heeft altijd elkaar ontmoet met de eis van: je moet je hier toch aan houden, je moet daar toch aan beantwoorden, je moet daar toch naar streven, zoiets kun je toch niet doen, enz. Daar is ons hele gemeenschapsleven van doordrenkt. Wat wij nu proberen is juist om helemaal geen beroep te doen op elkaars ideaal-ik: integendeel, we moedigen elkaar aan om maar doodgewoon onszelf te zijn. Wanneer iemand van binnen een mopperaar is laat hem dan maar eens gewoon een mopperaar zijn en als iemand een andere onhebbelijkheid heeft, laat hem er maar gewoon mee te voorschijn komen. Juist omdat we elkaar hierin aanmoedigen zal het ook anders te voorschijn komen; daardoor alleen al is het niet meer wat het ons eerst leek. Het moeilijke aspect van zulke onhebbelijkheden onstaat juist doordat ze veroordeeld worden.

Dit betekent dus dat we elkaar proberen te accepteren zoals we zijn, dat we elkaar niet willen veranderen en elkaar in geen enkel opzicht een lesje willen geven, noch elkaar willen helpen met onze ervaringen. We willen niet elkaar helpen, we willen alleen maar onszelf helpen. We komen voor onszelf bij elkaar en juist als we dat goed doen, helpen we elkaar!

Wel moeten we elkaar in het gesprek vragen kunnen stellen, maar ieder moet de vrijheid hebben om op een vraag al of niet te antwoorden, anders komt weer de verplichting van het ideaal-ik boven van ‘dit moet je!’. Juist als men zich vrij voelt om vragen te stellen, maar ook om daar niet op te antwoorden, kan die soort vrijwilligheid ontstaan, welke zo nodig is.

Ieder kan zich dus op deze wijze in de gespreksgroep steeds meer bewust worden van zijn eigen problemen. Ieder kan zich dwars door deze problemen en speciaal dwars door zijn eigen grondprobleem heen, langzamerhand bewust worden van zijn eigen uniekheid, van wat eigenlijk in hem leeft en van wat hem eigenlijk bezielt.

Dr. C.J. Schuurman
Bewerkt door R.v.Ettinger / C.B. v.d. Kolk